Seinstelsel 54




Deze pagina is verplaatst. Pas eventueel uw bookmarks en links aan. U wordt over ca 15 sec automatisch door gestuurd.


Seinstelsel 1955

nederlandse-seinen-zonder-sa-sein-700px-2
Het lichtseinstelsel in Nederland wordt seinstel 1955 dat in 1955 formeel werd ingevoerd, wordt ook vaak aangeduid als seinstelsel ’54 naar het jaar van ontwerp, 1954.

Met het Nederlands seinstelsel wordt de verzameling lichtseinen en vaste seinen langs het spoor in Nederland bedoeld. Het primaire doel van het seinstelsel is het voorkomen van botsingen tussen treinen en het voorkomen van ontsporingen, maar er zijn ook seinen met een exploitatieve betekenis.
Alle seinen zijn terug te vinden in de Regeling Spoorverkeer, bijlage 4 (bijlage van artikel 24). Ook geeft NS Reizigers het Seinenboek uit, een weergave van de genoemde bijlage. Machinisten worden geacht de betekenis van alle seinen langs het spoor te kennen en er naar te handelen.

Lichtseinen

De basis van het seinstelsel vormen de lichtseinen. Ze geven informatie over de bezetting van het spoor, over de stand van het volgende sein en over de maximumsnelheid die een trein mag rijden. De lichtseinen worden aangevuld met andere seinen, zoals borden. Dit soort seinen geven bijvoorbeeld informatie over de maximumsnelheid voor een bepaald baanvak, over de kilometrering of een opdracht voor de machinist.
Met lichtseinen worden seinen bedoeld die rood, geel, groen of wit licht uit kunnen stralen. Lichtseinen zijn weer verder onder te verdelen in hoofdseinen en voorseinen.
Hoofdseinen

Hoofdseinen kunnen ‘veilig’ of ‘onveilig’ tonen. De stand ‘veilig’ houdt in dat het gedeelte dat door het sein beveiligd wordt bereden kan worden; er staat dus niet een andere trein in de weg. Als eens sein ‘onveilig’ toont kan dat niet gegarandeerd worden. Een machinist moet altijd stoppen voor een onveilig sein, tenzij de verkeersleiding toestemming geeft om het sein te negeren (bijvoorbeeld bij een defect sein). Een lichtsein dat geen kleuren uitstraalt (alle lampen zijn uit) wordt voor de zekerheid altijd als onveilig sein beschouwd.
Uitvoeringen

De onderstaande uitvoeringen zijn de meest voorkomende varianten. Er is echter veel variatie in seinen: er bestaan uitvoeringen met één of twee lampen, de kleuren kunnen in een andere volgorde gemonteerd zijn of het sein is gedraaid. De lampen kunnen gloeilampen zijn, maar op plaatsen met weinig ruimte worden halogeenlampen gebruikt (waarvan het licht via glasvezel naar het sein wordt geleid). Nieuwe seinen bestaan voornamelijk uit LED-lampen.
Laaggeplaatste seinen (ook wel 'dwergseinen') worden voornamelijk gebruikt op emplacementen. Door hun relatief slechte zichtbaarheid ten opzichte van hooggeplaatste seinen mogen ze met hooguit 40 km/h voorbij worden gereden. Hooggeplaatste seinen mogen met hogere snelheden voorbij worden gereden (afhankelijk van de plaatselijke snelheid en seinbeeld, uiteraard).
Een deel van de hooggeplaatste seinen is voorzien van cijferbakken. In deze cijferbakken kunnen wit verlichte cijfers getoond worden. Deze cijfers zijn bedoeld om informatie over snelheid mee te sturen; het getal moet met 10 vermenigvuldigd worden. Voorbeelden: geel 6 houdt in dat er afgeremd moet worden tot 60 km/h, groen knipper 8 houdt in dat het sein met maximaal 80 km/h gepasseerd mag worden.

seinstelsel-1955-uitvoeringsvormen
Seinbeeld Betekenis


Groenvarianten

seinstelsel-1955-groenvarianten
Een groen variant geeft toestemming heet sein te passeren met baanvak snelheid, eventueel met de lagere die dor het verlichte cijfer wordt aangegeven, of met 40 km/h bij laaggeplaatst sein of als de groene lamp knippert.

  • Hooggeplaatst groen licht: Voorbijrijden toegestaan met inachtneming van de plaatselijke snelheid. Indien bij vertrek de plaatselijke snelheid niet bekend is, is voorbijrijden met een snelheid van ten hoogste 40 km/h toegestaan.
  • Hooggeplaatst knipperend groen licht met een verlicht getal: Voorbijrijden toegestaan met ten hoogste de door het getal aangegeven snelheid. (getal * 10km/h)
  • Hooggeplaatst knipperend groen licht of laaggeplaatst groen licht: Voorbijrijden toegestaan met een snelheid van ten hoogste 40 km/h.

Geelvarianten

seinstelsel-1955-geel-varianten
Geelvarianten geven een opdracht tot snelheidsvermindering en rekenen op stoppen voor het volgende sein, tenzij een vast brandend of knipperend cijfer in de cijferbak wordt getoond.

  • Hoog- of laaggeplaatst geel licht: Snelheid begrenzen tot 40 km/h en afhankelijk van zicht en beremming met een zodanige snelheid verder te rijden om voor het eerstvolgende ('stop' tonende) sein te kunnen stoppen.
  • Hoog- of laaggeplaatst knipperend geel licht: Voorbijrijden toegestaan met maximaal 40km/h en op zicht (ROZ). Dit wordt meestal gebruikt voor een rijweg naar bezet spoor (om bijvoorbeeld twee stellen te combineren).
  • Hooggeplaatst geel licht met verlicht getal: Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid. Deze snelheid moet bij het volgende lichtsein bereikt zijn.
  • Hooggeplaatst geel licht met knipperend getal: Snelheid begrenzen tot de door het getal aangegeven snelheid. Als het volgende lichtsein een verdere snelheidsbegrenzing gebiedt wordt de remming niet onderbroken.

Roodvarianten
seinstelsel-1955-rood-varianten
Rood varianten, een hoog- of laaggeplaatst rood licht, hebben nooit een verlichte cijferbak, ze geven immers altijd de opdracht tot stoppen voor het sein.

Voorseinen

Voorseinen zijn seinen die voor een hoofdsein geplaatst zijn. Ze geven geen informatie over de bezetting van het spoor, en ze zullen daarom ook nooit een rood sein uitstralen.
De functie van voorseinen is om een snelheidsopdracht te geven; bijvoorbeeld een geel sein om af te remmen voor het volgende hoofdsein (dat een rood sein geeft).