Invoering van automatisch blokstelsel met de nieuwe lichtseinbeelden op het baanvak Utrecht-Driebergen
door Ir J.H. VERSTEGEN
Het wordt door ons op prijs gesteld, dat wij de lezers direct na de invoering van automatisch blokstelsel met de nieuwe lichtseinbeelden een artikel daarover kunnen aanbieden van de hand van de chef van dienst van het Seinwezen der N.S.
Daar zulks in het geheel niet uit het stuk op te maken valt, mag er met een enkel woord wel even de aandacht op gevestigd worden dat deze nieuwe seinbeelden door Ir Verstegen zelf zijn ontwikkeld en dat zij een consequente toepassing vormen van enkele aan een goede seingeving ten grondslag liggende beginselen, welke intussen in het buitenland nog nergens zo volledig werden gerealiseerd. Met name het principe, dat in een seinbeeld slechts één kleur (behalve dan de neutrale kleur wit) mag voorkomen, is in zijn streng doorgevoerde toepassing een novum.
Dit moge leken weinig belangrijk voorkomen, zij die iets meer kennis dragen van de seingeving bij de spoorwegen en van de strijd, welke immer werd en nog altijd wordt gevoerd over de diverse principes en toepassingsvormen, zullen de grote waarde er van en daarmede de verdienste van Ir J. H. Verstegen erkennen. (Red.)
 
image001 Afb. 1. Plaatsing van de nieuwe lichtseinen in het baanvak Utrecht-Driebergen.

Op Maandag 23 October is het eerste gedeelte van het in aanleg zijnde automatisch blokstelsel op het baanvak Utrecht -Arnhem, n.l. Utrecht-Driebergen, in dienst gegaan. Hiermede zijn de bekende nieuwe seinbeelden in lichtseinen op de N.S. verschenen.

Het moet mij nogmaals van het hart hoe ontzettend verdrietig het is, dat mijn beste vriend en voorganger, ir H. J. van Aalderen, dit niet medemaakt. Reeds vóór zijn ingevangenneming in Augustus ' 44 en zijn latere wegvoering naar Duitsland, wisselden wij over de lichtseinen van gedachten.
In tegenstelling met onze vroegere lichtseinen, die vertalingen waren van de armseinen (vertakkingslichtseinen en afzonderlijke vóór-lichtseinen) komen op dit baanvak op de stations Utrecht, Lunetten en Driebergen de lichtseinen in 3 hoogten (voor 3 snelheden) en op het baanvak zelf de bloklichtseinen in 1 hoogte voor drie standen (groen, gee1 of rood), waardoor elk bloksein tevens voorsein van het volgende bloksein is. De blokafstanden worden daardoor tot de helft teruggebracht, hoewel het aantal seinen hetzelfde blijft.
De afstand dezer seinen, dus der blokken, wordt slechts ongeveer 1600 à 1700 m (blijkende uit afbeelding 2), waardoor mistbaken overbodig worden. Mistbaken toch dienen om aan te kondigen, dat men een voorsein op 150 m afstand nadert en tevens om zo nodig meer remweg bij mist te geven door de mogelijkheid reeds bij de baak af te sluiten. Dit nu is bij de afstand der blokseinen van 1600 à 1700 m onnodig: men nadert te allen tijde een sein en de remweg is royaal genoeg. In verband met deze ruime remweg werd bij de blokseinen ook geen doorschietlengte meer toegepast.
De blokseinen in 1 hoogte zijn in de portalen van de bovenleiding opgehangen, de 3-hoogtenlichtseinen zijn afzonderlijk aan een paal opgesteld, omdat aanbrenging in een portaal nog een vrij omvangrijke constructie vereist. Waarschijnlijk is het mooier de lichtseinen altijd aan een afzonderlijke paal aan te brengen: de hogere kosten zijn gering en een afzonderlijke paal valt meer op bij mist, indien door storing het licht geheel ontbreekt.

image002
Afb. 2. Drievoudig lichtsein, zoals aangebracht voor stations en aansluitingen

image003


N.B. Afbeelding 3 toont het uitrijsein in Driebergen, richting Utrecht. De locatie van het andere sein is niet duidelijk; het seinnummer (600) komt niet voor op de tekening bij het artikel

Afb. 3. Uitrijseinpaal van hoofdspoor, tevens bloksein.

Hierbij moet overigens niet uit het oog worden verloren, dat het ontbreken van het licht op zich zelf reeds een zeer opvallende omstandigheid is, omdat de stand van dit gestoorde sein reeds door het voorafgaande sein wordt aangekondigd en men dit dus verwacht. Zoals bekend toont bij deze driestandsseinen, indien een sein rood toont, het voorafgaande gee1 en kan het daaraan voorafgaande groen tonen.

Deze 3 seinen kunnen successievelijk in één lichtsein getoond worden doordat een magneet een brilletje met 3 gekleurde glaasjes vóór de lamp vanuit een middenstand in twee richtingen. Zoals vanzelf spreekt wordt de beweging van de magneet beheerst door de situatie op het spoor (al of niet bezet) voorbij het sein en de stand van het volgende sein.
Het brilletje met de gekleurde glaasjes bevindt zich in het gemeenschappelijke brandpunt van een lens en van een elliptische reflector, waarvan het andere brandpunt samenvalt met de geconcentreerde gloeidraad van de lamp. Door dit samenstel wordt het licht van de lamp volledig benut en geconcentreerd als een nagenoeg cilindrische bundel uitgeworpen langs het spoor, zodat met een lamp van ± 11,3 volt en 13,3 watt een afstand van zichtbaarheid in de ongunstigste omstandigheden (vol zonlicht) van meer dan 1000 m wordt bereikt. (De lamp brandt dan bovendien nog op een onderspanning van 10 volt ter verhoging van de levensduur).

De seinen in 1 hoogte langs het baanvak gelden voor de hoogst toegelaten snelheid op het baanvak behoudens plaatselijk aangegeven snelheidsbeperkingen. 
De seinbeelden in 3 hoogten dienen om bij aftakkingen (vrije baan en stations) aan te geven met welke snelheid gereden mag worden, waarbij het hoge sein dient voor snelheden boven 90 km/h, het middelste tussen 45 en 90 km/h (met cijfers wordt de vastgestelde snelheid op het bord aangegeven: 60, 75 of 90) en het laagste voor hoogstens 45 km/h .(Indien lager dan 45 wordt de snelheid op het bord vermeld). Omdat alle snelheidsverminderingen in het seinbeeld aangegeven, door een voorafgaand sein moeten worden aangekondigd, moet een 3-hoogten seinbeeld bij een wissel worden voorafgegaan door ook een 3-hoogten sein beeld. Richting wordt in dit seinbeeld niet aangegeven, alleen snelheid.

Zoals bekend zijn 10 seinbeelden in dit seinstelsel voldoende om alle nodige aanduidingen te geven, waarbij de hoogte van het sein wordt bepaald, doordat de overblijvende andere seinen in het seinbeeld de neutrale kleur mat-wit vertonen: voorts mag, afgezien van de neutrale, in een seinbeeld slechts 1 kleur vertoond worden.
De 10 seinbeelden zijn dus: 

image004

Afb. 4 De tien mogelijkheden.
De hoogste kleur in het seinbeeld geeft de toegestane snelheid ter plaatse aan, een eventueel vertoonde zelfde kleur (groen) daaronder, de door het volgende sein aangegeven snelheid. Groen-groen-wit betekent dus: ter plaatse volle snelheid, volgende sein midden snelheid. Is er maar één groen licht in een seinbeeld, dan geeft de hoogte daarvan de toegestane snelheid zowel ter plaatse als minstens te verwachten bij het volgende sein aan.

Op een geel licht volgt te allen tijde rood na volle remweg behalve in geval van het gebruik van z.g. meervoudige seinbeelden, (waarbij meer dan de 3 kleuren groen, geel en rood nodig zijn) als wanneer tussen het geel en het rood, dus in de volle remweg 
flikkerlicht geel getoond wordt.

Het automatisch blokstelsel op het baanvak wordt op de bekende wijze tot stand gebracht door de z.g. spoorstroomlopen: geïsoleerde sporen tussen de seinpalen, waarbij het verschil in weerstand over een spoor tengevolge van het al of niet door een trein of wagen bezet zijn van dat spoor door middel van het al of niet afgevallen zijn van een spoorrelais de stand der seinen beheerst.

Tengevolge van de tractiestroom (gelijkstroom) door de rails moet de spoorstroomloop voor het automatisch blokstelsel (eveneens door de rails) wisselstroom zijn. Om de tractiestroom gelegenheid te geven van geïsoleerd spoor op geïsoleerd spoor over te gaan, worden aan de einden dier sporen grote smoorspoelen aangebracht. In de nabijheid der blok-lichtseinen vindt men daarom dergelijke smoorspoelen, een relaiskast tevens aansluitkast, waarin alle apparaten voor stroomvoorziening benevens spoorstroomloop zijn ondergebracht.

Ook een telefoontoestel is nabij de seinen aanwezig, waarmede in geval van storing van het lichtsein het treinpersoneel met het eerstvolgende station moet overleg plegen over de te nemen maatregelen.

De wisselstroomvoeding van het automatisch blokstelsel geschiedt vanuit de onderstations door middel van een hoogspanningskabel (1500 volt). Is een der onderstations gestoord, dan wordt de voeding automatisch op een ander onderstation omgeschakeld. Dit om de continuïteit in de stroomvoorziening zoveel mogelijk te waarborgen.
De belangrijkste wijzigingen in de schema's in vergelijking met de vroegere baanvakken zijn een gevolg van het feit, dat zoals gezegd, elk bloksein voorsein is van het volgende bloksein (tot nu toe werd bij de N.S. elk bloksein steeds voorafgegaan door een afzonderlijk voorsein).

Een vereenvoudiging is nog, dat bij toepassing van lichtseinen het niet meer nodig wordt geacht om te controleren, dat een sein achter de trein op onveilig (rood) is gekomen alvorens het voorafgaande sein van rood in geel verandert. Een en ander is het gevolg van de absoluut betrouwbare werking dezer lichtseinen.

Bron: Spoor- en Tramwegen, 1949 nr. 22 (Nico Spilt)